De CL Psalmen Davids
Eerst in Nederlantschen dichte gebracht door Petrum Dathenum Ende nu in sin ende rijmen gebetert door Iacobum Revium

Dit is de berijming van Jacob Revius.

Herkomst van de tekst

De tekst is ontleend uit een druk uit 1640 bij Nathanael Cost, Boeck-drucker ordinaris der E.M. Heeren Staten van Overyssel te Deventer; daarbij heb ik gebruik gemaakt van de digitalisatie onder leiding van Nicoline van der Sijs. Beide zijn via de DBNL beschikbaar. De spelling heb ik echter licht aangepast; ook heb ik een aantal zet- en spelfouten rechtgezet.

De inleiding van Revius zelf heb ik hieronder overgenomen:

Christelijcke Leser ende Sanger,

Dat de nieuwe oversettinge des Nederduytschen Bybels, met een goede verbeteringe der Psalmen, diemen inde kercke gewoon is te singen, behoorde gevolgt te worden, is het eendrachtich gevoelen van alle verstandige. Doch van het middel om daer toe te geraken, valt het oordeel wat verscheyden. want eenige houden het daer voor, dat de stemmen ofte wijsen van onse psalmen, om hare menichvuldicheyt, ende oock swaerheyt van sommige derselve, behoorden vermindert, ofte oock eensdeels verandert te worden. prijsende in desen het Engelsch psalmboeck, ’t welc in weynich wijsen bestaet, ende dieshalven lichter om te singen valt voor ’t gemeene volc. Andere wenschen wel dat de Psalmen van M.H. van sinte Aldegonde saliger gedachte, ofte van andere cloecke mannen bearbeydet, werden ingevoert. Andere vinde ick van dese meyninge te zijn, dat het werck Datheni, oversien, ende ’t gene verbeteringe van noden heeft, gebetert zijnde, bequamelijck soude connen behouden worden. Dese voorslagen menichmael by my overleggende, heeft my den eersten altijt wat misvallen, niet alleen, om dat de wijsen van onse Psalmen uytnemende goet, ende niet wel te verbeteren zijn, maer ooc ten aensien van onse over-een-stemminge met de gereformeerde kercken van Vranckrijc ende Duytslant, niet alleen inden Godsdienst, maer ooc inde maniere van singen, van de welcke in dit laetste sonder dringende noot af te scheyden, mijns bedunckens wat sorgelijck soude zijn. Ic wete wel, dat de nutticheyt der gemeene ende eenvoudige Christenen hier tot een reden wert by-gebracht, maer achte, dat gelijc men de h. Schrift denselven niet wt de hant en neemt, om sommige sware plaetsen die daer inne zijn, men insgelijcx haer dese sang-stemmen niet tegen en moet maken, om dat sommige wat gemeener ende lichter, sommige wat ongewooner ende swaerder vallen, maer vele meer, tot vlijtige oeffeninge haer opwecken, om oock dese, gelijck de andere metter tijt haer selven gemeyn te maken. Ende hier mede en gedencken wy niet te berispen de kercken van Engelant, die weyniger ende andere sang-wijsen hebben als wy, want alsoo die daer toe zijn gewennet, is seer wel gedaen datse daer by blijven: maer is met ons een ander sake, gelijck een yeder uyt het geene geseyt is sal connen afnemen. Wat nu, voor het twede, aengaet het geleerde werc van wijlen M.H. van S. Aldegonde, het en soude my niet betamen het selve in eeniger maniere te verachten; maer speure, dat het, sedert so vele jaren, geenen smaeck heeft connen vinden by den gemeenen man, meest, om sekere oude ende nu ter tijt ongewoone maniere van spreken die syn E. daer in heeft gelieft te gebruycken, ende oock in syne voor-rede genoechsaem verclaert, niet te willen dat in deselve eenige veranderinge geschieden soude. welcke maniere van spreken also se by den laetst-gehouden Nationalen synode inde oversettinge des Bybels is afgekeurt, niet dan met groote onbequaemheyt inden sanc der psalmen soude werden ingelaten. Van andere, die mede haren vlijt hebben aengewendt tot nieuwe oversettingen van dese heylige lofsangen, en sal ick, om redenen, niet spreken, ende en begeere oock den lof die haer daer voor toecomt int minste niet te vercleynen, maer late alles tot het oordeel van Gods gemeente, wiens meeste stichtinge in desen moet gesocht werden. Ende come nu tot het laetste middel, ’twelcke ick voor het sachtste ende beste altijt gehouden hebbe, namelijck de verbeteringe van Datheni Psalmen, als dewelcke den minsten aenstoot soude geven, ende also lichtelijcxt aengenomen worden. Ende dewijle ick bevont dat vele met my in dit gevoelen waren, heb ick verwacht dat yemant, meer als ic begaeft, het selve soude by de hant nemen: ’twelck alsoo het niet en geschiede, hebbe ten laetsten inden name des Heeren selve een proeve willen doen van ’tgene ick hier van bevattet hadde. Ende moet wel bekennen, dat ick int werc getreden zijnde, bevonden hebbe vry wat meer daer toe te behooren dan ic my inden aenvanck hadde ingebeeldet, ende dat door de herstellinge der lamme ende losse leden deses gedichtes, oock door het wechnemen van stop-woorden ende diergelijcke, de sake weynich geholpen was, also met eenen opde verbeteringe van den sin (waer toe wy soo merckelijc door de nieuwe oversettinge des Bybels geholpen zijn) ende op een vaste, ende niettemin vloeyende ’tsamenstellinge most gelettet worden, op dat het werc niet alleen slechte luyden genoech doen, maer ooc voor de verstandige bestaen mochte. Hier om heb ick te meer vryheyt int veranderen genomen, latende blijven ’tgene van Datheno redelijcker wijse getroffen was, sonder my int overige aen syne woorden alte nau te willen binden, behoudende met voorraet ondertusschen het selve getal van sang-veersen ’twelck int fransche ende in Datheni psalm-boeck gebruyckt is, om alle haperinge voor te comen, indien ’tgeschieden mochte datse te gelijcke gesongen wierden. Ick hebbe by de Psalmen gevoecht de andere Gesangen inde kercke gebruyckelijck, oock voor-aen gestelt een oversettinge vande fransche voorrede by Th. Bezam in rijm vervatet, ende voor desen onder den name Datheni in Nederduytsch uytgegaen, die ic ooc na gelegenheyt beschaeft ende vercortet hebbe. Ende dewijle de Catechismus, kerckelijcke formulieren, ende gebeden achter de Psalmen tot gerief des lesers plegen gedruckt te worden, hebbe ic die oock overloopen, ende de manieren van spreken, insonderheyt de schriftuer-plaetsen daer in aengetogen, op de nieuwe oversettinge, soo vele my doenlijck was, gepasset. Dit is, Christelijcke Leser ende Sanger, ’tgene van my in dit wercxken gedaen is. ’twelck, indien ’t de gemeente Jesu Christi aengenaem is, sal het oogemerck twelck ick my voor-gestelt hadde, vercrijgen, ende God voor alles dancken; soo niet, sal ten minsten dit genoegen hebben, dat ick tot op-bouwinge van ’t huys des Heeren, beneffens andere, mijn beste gedaen, ende niet achter-gehouden en hebbe, ’tgene ick verhoopte daer toe te connen strecken.

Tafel Van de Psalmen diemen singt op eenderley wijse

Psalm 5 ende 64
Psalm 14 ende 53
Psalm 17 ende 63 70
Psalm 18 ende 144
Psalm 24 ende 62 95 111
Psalm 28 ende 109
Psalm 30 ende 76 139
Psalm 31 ende 71
Psalm 33 ende 67
Psalm 36 ende 68
Psalm 46 ende 82
Psalm 51 ende 69
Psalm 60 ende 108
Psalm 65 ende 72
Psalm 66 ende 98 118
Psalm 74 ende 116
Psalm 77 ende 86
Psalm 78 ende 90
Psalm 100 ende 131 142
Psalm 117 ende 127
Psalm 140 ende de thien Geboden