Psalm 86

1. Dat uw oor tot my zich wende!
’k Ben nooddruftig, vol elende.
Heer! behoe my voor den dood:
Want ik ben uw gunstgenoot!
Goede God! verhoor myn smeeken!
Ach! uw knecht, byna bezweken,
Bid u, dat gy hem behoud,
Hem, die steeds op u betrouwt.

2. Zyt gy tegen elk weldaadig,
Wees, ô God! my ook genadig!
’k Roep om hulp den gantschen dag:
’k Zucht tot u met bang geklag.
Weer van my die bittre teugen!
Laat uw knecht zich weêr verheugen,
Die, daar zyne elend’ hem treft,
Zyne ziel tot u verheft!

3. Steeds door goedheid aangedreven,
Zyt gy mild in ’t schuldvergeeven,
En voor elk, die tot u schreit,
Groot van goedertierenheid.
Laat myn bede u ook beweegen!
’k Ben tot in de ziel verlegen.
Zie uw’ knecht; begunstig hem;
En verhoor zyn droeve stem!

4. ’k Roep tot u, benaauwd van harte,
In den dag der felste smarte.
’k Zucht tot u in deezen nood,
Wyl gy steeds my bystand bood.
Geen der Goôn van ’s aardkloots Ryken
Kunnen zich by u gelyken:
Nimmer evenaart hun kracht
Eén der wondren uwer magt.

5. Al de Heidnen, dien gy ’t leven
Door uwe almagt hebt gegeeven,
Zullen, nadrende op uw licht,
Knielen voor uw aangezicht,
En uw’ naam met ootmoed pryzen.
Gy zyt groot in gunstbewyzen:
Gy doet wondren tot uwe eer.
Gy zyt God, en niemand meer.

6. Leer my, Heer! uw pad bewandlen!
’k Zal naar uwe waarheid handlen.
Maak myn hart geheel bekwaam
Tot de vrees van uwen naam!
’k Zal met hart en ziel en zinnen
U verheffen, dienen, minnen,
Dankende u met bly geluid,
Tot de dood myne oogen sluit.

7. Want uw goedheid, ryk van zegen,
Liet zich tot myn hulp beweegen,
Rukte my, in angst en nood,
Uit de kaaken van den dood.
Zie hoe trotsen en tierannen
Tegen my de vierschaar spannen!
Zy verächten u, myn God!
Zy versmaaden uw gebod.

8. Maar gy, Heer! zyt alvermogend’,
Tederhartig, mededogend’,
Groot van goedertierenheid,
Ryk van waarheid en beleid.
Zie op my! wees my genadig!
Ondersteun ’uw’ knecht gestadig!
Help, verlos en sterk den zoon
Van uw dienstmaagd, God der Goôn!

9. Doe aan my een gunstig teeken!
’k Zie myn haaters straks bezweken,
Als gy hen, ô Heer! verdeelt,
En met hulp en troost my streelt.