Psalm 87

1. Juich, Sion! juich! God mint u boven allen:
Hy vormt u tot een’ berg der heiligheid:
Hy heeft in u zichzelv’ een huis bereid:
Zyn gunst vind in uw poorten welgevallen.

2. Hy mint u ’t meest van Jacobs schoone steden.
Juich! Godsstad! juich! daar elk uw’ luister meld;
Daar elk, om stryd, uw nadrend heil voorspelt;
Daar God, uw God, van elk word aangebeden.

3. Zelfs Rahab zal met Babel ’my erkennen:
De Tyriër, de Filistyn, de Moor,
Zal met het Volk, zegt God, dat ik verkoor,
Met Sion zich aan myne wet gewennen.

4. Ziet deeze en die zyn in zyn’ wal geboren;
Ziet deezen zyn van Sions burgery,
Gegrond, beschermd door ’s Hoogsten heerschappy,
En met zyn Volk ten erfdeel uitverkoren.

5. Hy rekent ze ook voor zyne inboorelingen:
De feeststoet voer’, zegt God, met zang en snaar,
Hen bly ten reij met Sions burgerschaar:
De bron myns heils zal in uw vest ontspringen.