Psalm 115

1. Niet ons, niet ons, uw’ naam, ô Heer! alleep
Zy, om uw trouw, om uw weldaadigheên,
All’ eer en roem gegeeven!
Waarom, ô Heer! zou ’t Heidendom, met spot,
Ons vraagen: zegt, waar is, waar is uw God,
By u zo hoog verheven?

2. Gy, ’t eenig doel van onzen dankbren lof,
Gy, onze God, woont in het hemelbof,
En werkt naar uw behagen.
Hunn’ Afgoôn zyn van zilver of van goud;
Zyn menschenwerk, waaräan, zo snood als stout,
Uwe eer word opgedraagen.

3. Nooit geeft hun mond het allerminst geluid:
Al ’t straalend licht word op hun oog gestuit:
Zy kunnen niets ontdekken:
Geen klank, hoe schel, dringt immer hen in ’t oor:
Men zett’ hen vry de sterkste geuren vóór,
’t Kan hen geen’ reuk verwekken.

4. ’t Gevoel heeft nooit hun handen aangedaan:
Niets hunnen voet ooit van zyn plaats doen gaan;
Hun keel ooit klank doen geeven.
Hun maaker deele in hun verächtlyk lot!
Hy, die hen eert, miss’ nevens hen ’t genot,
Den zegen van het leven!

5. Maar, Isrel! gy, vertrouw gy op den Heer:
Hy is uw hulp, die ’t kwaade gaat te keer,
Uw schild, dat nooit zal wyken.
Vertrouw op God, gy, Arons nageslacht!
Hy is uw schild, uw hulp, die u zyn magt
Zo menigwerf deed blyken.

6. Vertrouwt op God, gy allen die hem vreest!
Hy is altoos uw schild, uw hulp geweest:
Hy houd ons in gedachten.
Nog toont de Heer tot zeegnen zich bereid:
Zyn zegen zal op Isrel zyn verspreid,
Op Arons nageslachten.

7. Elk, die hem vreest, hoe klein hy zy of groot,
Word van dat heil, die weldaên deelgenoot:
Hy zal ze grooter maaken,
En ze u, zo wel als ’t kroost van u bemind,
Dat, nevens u, zich aan Gods wet verbind
In dubble maat doen smaaken.

8. De algoede God, die, door zyne oppermagt,
Den hemel schiep, deeze aard’ heeft voortgebragt,
Beschenkt u met zyn’ zegen.
De hemel is zyn eigendom, zyn troon:
Maar ’t menschdom heeft de vruchtbaare aard’ ter woon,
Ten vry gebruik verkregen.

9. In ’t stille graf zingt niemand ’s Heeren lof:
Het zielloos lyf, gedompeld in het stof,
Kan u nooit glorie geeven:
Maar, Heer! door ons word, tot in eeuwigheid,
Uwe eer, uw’ roem, uw heerlykheid verbreid.
Looft God, de bron van ’t leven!