De Cxxxvj. Psalm.

1. Loft Godt, gheeft hem prijs end’ eer,
Want hy is ghenadigh seer:
End’ zijn goedertierenheyt,
Duert tot inder eewicheyt.

2. Looft end’ prijst Godt met gheschal,
boven dander’ goden al:
Want zijn goedertierenheyt,
Duert tot inder eewicheyt.

3. Looft Godt nu end’ ymmermeer,
Die is aller Heeren Heer:
End’ zijn goedertierenheyt,
Duert tot inder eewicheyt.

4. Hy alleen met zijn handt bloot,
Richt uyt, wonderwercken groot:
Want zijn goedertierenheyt,
Duert tot inder eewicheyt.

5. Die den hemel met zijn handt,
Schiep in wijsheyt end’ verstant:
Want zijn goedertierenheyt,
Duert tot inder eewicheyt.

6. t’ Aertrijck heeft hy uytghebreydt,
End’ op s’ waters grondt gheleydt:
Want zijn goedertierenheyt,
Duert tot inder eewicheyt.

7. Groote lichten heeft ghesticht,
End’ de werelt schoon verlicht:
Want zijn goedertierenheyt,
Duert tot inder eewicheyt.

8. De Sonn’ die met haren schijn,
s’ Daghes herscher soude zijn:
Want zijn goedertierenheyt,
Duert tot inder eewicheyt.

9. End’ de Maen die bruyckt haer macht,
Met de Sterren inder nacht:
Want zijn goedertierenheyt,
Duert tot inder eewicheyt.

10. d’ Eerst gheboor’ nen heeft gheslaen,
In Egypten end’ verdaen:
Want zijn goedertierenheyt,
Duert tot inder eewicheyt.

11. Ende daer uyt heeft ghebracht,
Israel met grooter macht:
Want zijn goedertierenheyt,
Duert tot inder eewicheyt.

12. Door zijn stercke handt end’ scherm,
Met een uytghereckten erm:
Want zijn goedertierenheyt,
Duert tot inder eewicheyt.

13. Die de roode biesen zee,
Met ghewelt verdeyld’ in twee:
Want zijn goedertierenheyt,
Duert tot inder eewicheyt.

14. End’ voer zijn volck Israel
Midden door haer baren fel:
Want zijn goedertierenheyt,
Duert tot inder eewicheyt.

15. Pharao met all’ zijn heyr,
Veld’ hy midden in het meyr,
Want zijn goedertierenheyt,
Duert tot inder eewicheyt.

16. End’ voorts leyde metter handt
Sijn volck door het woeste landt:
Want zijn goedertierenheyt,
Duert tot inder eewicheyt.

17. Die de Coninghen seer groot,
Toornich sloech end’ bracht ter doot:
Want zijn goedertierenheyt,
Duert tot inder eewicheyt.

18. Vorsten van seer grooter macht,
Heeft hy schielijck omghebracht:
Want zijn goedertierenheyt,
Duert tot inder eewicheyt.

19. Sichon heeft ghebracht te schandt,
Coninck wyl’ in Emorlandt:
Want zijn goedertierenheyt,
Duert tot inder eewicheyt.

20. End’ Og mede den tyran,
Die regeerde tot Basan:
Want zijn goedertierenheyt,
Duert tot inder eewicheyt.

21. End’ heeft haer landt ende werf,
Wtghegheven tot een erf:
Want zijn goedertierenheyt,
Duert tot inder eewicheyt.

22. Tot een erf van Israel
Sijns knechts die deed’ zijn bevel:
Want zijn goedertierenheyt,
Duert tot inder eewicheyt.

23. Die op ons in ons’ ootmoet,
Heeft ghedacht met herten goet:
Want zijn goedertierenheyt,
Duert tot inder eewicheyt.

24. Heeft ons verlost end’ bevrijt,
Van des vyants swaren strijt:
Want zijn goedertierenheyt,
Duert tot inder eewicheyt.

25. Die spys’ ende kost bescheirt,
End’ voort alle vleesch gheneirt:
Want zijn goedertierenheyt,
Duert tot inder eewicheyt.

26. Looft end’ dancket wel ghewis,
Godt die Heer des hemels is,
Want zijn goedertierenheyt,
Duert in aller eewicheyt.