Den Cxxxij. Psalm.

Een liedt Mahaloth.

1. Heer, denck op David dijnen knecht,
Met alle sijn verdriet end leedt:
Die God den Heere sijnen eedt,
Gesworen heeft end voirgelegt:
Den heldt van Iacob dit bescheet.

2. Ick wil int weynich noch int veel
Den dorpel mijnes huys ingaen,
Noch my op tbedde nederslaen:
Noch toedoen mijner ooghen scheel,
Oft inden oogen slaep ontfaen,

3. Eer ick een plaetse recht bestel,
Daer God de Heer sijn woning houw:
End een bequame steed op bouw.
Daer in den heldt van Israel
Aen sijn volk wijse gunst end trouw.

4. Wy hebben een gherucht gehoort,
Van tlant dat omtrent Ephrath lach,
Daer s’Heeren arck te rusten plach:
Nu vinden wijse rechte voort
In Iahars velt op desen dach.

5. Laet ons in sijn stadt gaen met lust,
End voir den voetbanck sijner macht
Te voete vallen met aendacht.
Stae op, Heer, treed in dijne rust,
Met dees verbondt kist dijner kracht.

6. Dat dyne priesterschap aenschiet
Het cleedt van deugt end goet gericht.
Dijn lief volck werdt met vreugt verlicht:
Om Davids wil beschaem doch niet
Heer, dijns gesalfden aengesicht.

7. De Heer heeft dees belofte schoon
Gesworen David synen knecht,
Die hy volvoeren sal te recht:
Ick wil dy doen op dijnen throon
Van dijns lijfs vrucht, heeft hy gesegt.

8. End so dijn kinders nemen acht,
Om t’onderhouden mijn verbondt,
Sulcx als in mijn woirt is vercondt:
So sal ick stellen haer geslacht
Op dijnen throon tot eewger stondt.

9. Want Sion heeft de Heer met lust
Verkoren: ende dese stadt
Om daer te woinen, lief gehadt.
Dit is, segt hy, mijn eewge rust,
Hier woin ick, dit is mijnen schat.

10. Ick sal hun seeghnen haeren kost:
Haer armen sadighen met broot.
Haer Priesters sullen in den noot
Met heyl becleedt sijn, end verlost.
Haer heylge dryven blijschap groot.

11. Daer sal ick David sijnen horn
Doen groeyen als een lieflijck cruyt,
Dat lustich uyt der eirden spruyt:
End mijns gesalfden lamp vercorn,
Bereyden, dat sy niet gae uyt.

12. Het cleedt van schanden end oneer,
Wil ick om sijnen vyant doen:
End maken hem tot spot end’ hoen.
Maer sijne kroon sal lancx so meer,
Gestadich bloeyen schoon end groen.