Uitspraak van het Nederlands
in de zeventiende eeuw
De berijmingen van Marnix en Revius komen het best tot hun recht als je ze in
een bij de tijd passend dialect uitspreekt:
-
Het hele nederlandse taalgebied sprak in de zeventiende eeuw nog met een
zachte g, zoals vandaag beneden de rivieren. Tussen de
schrijfwijzen g en gh bestond geen verschil
in uitspraak.
-
De lange ij werd al niet meer als een (monoftonge) ie
uitgesproken, maar ook nog niet als de (huidige) diftong ei.
Die laatste uitspraak ontstond vrij vroeg in Brabant, de eerste werd in het
oosten van het land vrij lang vastgehouden.
Voor de zeventiende eeuw zit je ongeveer goed als je er een ee-achtige
klank van maakt; vanaf het begin van de achttiende eeuw wordt de diftong
algemeen.
-
De korte y komt meestal overeen met onze ie, maar kan
ook wel een ij zijn als hierboven.
-
De ie/ye is een diftong (ie-uh), net als tegenwoordig
in het fries.
-
Van de overige diftongen begint de ou met een korte o-achtige,
de au met een lange aa-achtige en de ui met
een eu-achtige klank.
-
De ee en oo zijn daarentegen géén diftongen:
gebruik de vlaamse uitspraak en zeg niet eej en ow.
-
De spellingen ae, ue en oi geven geen bijzondere uitspraak
aan, maar zijn gewoon ouderwetse manieren om aa, uu en oo te schrijven.
Zie verder op YouTube de videos van
Yoïn van Spijk
over de uitspraakgeschiedenis
van de ij en de ui en
van de ou en de au.