Aantekeningen bij de muziekgravure
van de melodieën van het geneefse psalter
Bij het verzamelen van deze psalmen heb ik een boel oude psalmbundels
doorgebladerd en daarbij viel het me steeds op hoeveel zorg en liefde er aan
het notenschrift was besteed.
Van de eerste drukken in de zestiende eeuw tot ver in de negentiende bleef de
techniek primitief: de muzieknoten stonden op loden staafjes die met de hand
boven de tekst moesten worden uitgelijnd. Meerstemmige muziek werd doorgaans
nog in losse stemboekjes uitgegeven.
Toch lukte het de drukkers hier prachtige bundels mee te maken.
Zoals deze uit 1716, uitgegeven door Pierre Husson in Den Haag:
Je ziet hier de eerste twee verzen van psalm 148. De vinkjes aan het einde van
elke regel geven de eerste noot van de volgende aan, de letters
‘C c 5’ zijn voor de boekbinder, ‘3 Il’ is het eerste woord van
de volgende pagina en T.D.B. staat voor de dichter, Theodore de Bèze.
(De componisten worden in tegenstelling tot de dichters nooit vermeld, zodat we
tot de dag van vandaag niet van iedere psalm hebben kunnen achterhalen wie aan
de melodie hebben meegewerkt.)
Alle 1432 verzen in deze bundel zijn op noten gezet, waaruit je wel kan
afleiden dat dit een zeer luxe uitgave is.
Wat ik aan deze uitgave bijzonder leuk vind, is dat de drukker laat zien dat
dit niet zomaar liedjes zijn, maar dat hier het Schriftwoord klinkt.
Ten opzichte van het muziekschrift zijn de letters enorm: ze passen nog maar
net tussen de balken.
Dat de noten geschikt zijn naar de woorden in plaats van andersom, draagt daar
ook aan bij (hoewel dit in die tijd nog de gebruikelijke praktijk was).
In 1938 komt eindelijk een nieuw liedboek uit, waarin de psalmen naar de
moderne wijze zijn gegraveerd. De noten komen hier niet meer van loden
staafjes, maar zijn met stempeltjes op een etsplaat gezet:
De graveur van deze psalm is maar ten dele in de moderne notatie meegegaan.
Het ziet er in elk geval een stuk moderner uit, met ronde noten en een moderne
G-sleutel. De notenwaarden bepalen hier de ruimte voor de lettergrepen, die
daarvoor met streepjes uit elkaar worden getrokken.
Ook hebben de makers van dit liedboek geprobeerd maatstrepen te zetten: dat ze
daarmee meteen in de problemen kwamen, zie je aan de cijfertjes boven elke
maatstreep. Maar elke psalmregel heeft een regel voor zichzelf gekregen, en om
het beeld rustig te houden wordt de sleutel niet op elke regel herhaald.
Het niet herhalen van de sleutel komt is erg bijzonder, maar ik vond er ook
buiten onze grenzen voorbeelden van, zoals hier in de Ausgabe für
die Evangelisch-reformierte Kirche in Nordwestdeutschland van het Evangelisches Kirchengesangbuch (EKG):
Ik vind dit een mooi zetsel.
Het is heel compact:
voor deze eerste psalm is het de graveur gelukt om elke regel precies op één
regel te krijgen, maar dat heeft hij voor de meeste andere psalmen niet
geprobeerd, en zelfs de verzen zonder noten zijn als doorlopende tekst gegeven.
Maatstrepen zijn – zeer terecht – weggelaten en voor het ritme staat er
eenvoudigweg ‘2’ in plaats van ‘2/2’.
Maar het allermooiste aan dit zetsel is misschien wel de eigenzinnig vierkante
vorm van de noten.
Toch is dit mooie duitse werk nog niet het beste van de twintigste eeuw, want
dat komt in 1973 met het Liedboek voor de Kerken (LvdK):
In de verbluffende eenvoud van dit zetsel komt een groot aantal slimme
innovaties samen:
- De noten volgen de tekst, zodat die niet door streepjes geschonden wordt.
- Door de (ongewoon kleine) sleutel niet te herhalen blijft het beeld rustig
en op de tekst gericht; hiermee in balans zijn de slotstrepen dun gelaten.
- De rusten staan rechts onder mekaar uitgelijnd, zodat in één oogopslag
zichtbaar is waar wel en waar niet moet worden gepauseerd.
- De regels zijn links uitgelijnd maar het vers als geheel staat gecentreerd;
de volgende verzen sluiten bij het eerste aan.
- In de verzen zonder notenschrift zijn de lettergrepen die op een kwartnoot
klinken scheef gezet, zodat voor het ritme (waar sneller verwarring over
ontstaat) niet naar een eerder vers weggekeken hoeft te worden.
Het LvdK is het laatste liedboek van onze kerk waarvan de noten met de hand
zijn gezet. Een handmatige ingreep zie je in de allerlaatste noot, de D boven
‘geloofd’: die is door de graveur precies in het kuiltje van de lettergreep
gezet. Voor een mens is dat zo te doen, maar voor computers zijn dit soort
ingrepen bijna onmogelijk.
Wie dit zetsel heeft gemaakt, heb ik trouwens niet kunnen achterhalen.
Het EKG vermeldt zijn ‘Notenentwürfer’ wèl: de bekende typograaf
Hans-Peter Willberg.
Maar het LvdK zwijgt en in het achteraf uitgegeven Compendium van
achtergrondinformatie vermeldt W.G. Overbosch slechts in een
bijzinnetje van een voetnoot dat „de uitgevers voor de 150 Psalmen blijkbaar
een reeds voorhanden ‘zetsel’ hebben gebruikt” (p. 1319).
Zo hoog worden de kunsten in Nederland gewaardeerd!
Het nieuwe liedboek van 2013 is zoals gezegd met de computer gezet, en in
muziektypografisch opzicht betekent dat een forse stap achteruit:
De verschillen springen meteen in het oog. Wat misschien niet zo snel opvalt,
is dat de balken in het nieuwe liedboek verder uit elkaar staan: die extra
ruimte moet een computerprogramma nemen om botsingen te voorkomen die een
mensenhand bijna zonder nadenken herstelt. Eén ding is gelukt: het uitlijnen
van de regels. Maar de andere verworvenheden van het LvdK zijn verloren gegaan.
Nu denk ik niet dat de makers van het liedboek op dit punt veel kwalijk valt te
nemen. Niemand kan met de computer muziek zo mooi opmaken als professionele
graveurs vroeger met de hand, en het team dat het nieuwe liedboek op muziek
heeft gezet heeft een enorme technische prestatie geleverd.
En de software die ze daarbij hebben gebruikt –
LilyPond – is op zich het beste wat je op
dit moment krijgen kan.
Maar LilyPond is ontworpen voor het opmaken van complexe partituren en maar
nauwelijks aan te passen aan de eisen van een eenvoudiger notatie; de makers
van het nieuwe liedboek hebben dat in elk geval niet voor elkaar kunnen
krijgen.
(Ook andere tekortkomingen zijn de muziekzetters niet aan te rekenen: ik
vermoed bijvoorbeeld dat het niet scheefzetten van lettergrepen op kwartnoten
een beslissing van de vormgever is geweest, want dat is technisch gezien erg
eenvoudig. Het doorschijnen op deze scan van de andere bladzijde ligt aan de
lage drukkwaliteit – enfin, zo valt er op de andere aspecten van dit liedboek
nog een boel aan te merken.)
Ruimte voor verbetering is er in ieder geval genoeg en dat brengt mij eindelijk
bij de psalmgravures op deze website:
mijn doel is om ze weer op het niveau van de twintigste eeuw te krijgen.
Het is allemaal nog vrij experimenteel – ik heb de software speciaal voor het
opmaken van psalmen geschreven en het kan alleen dit, alleen het geneefse
psalter – maar de eerste resultaten zijn veelbelovend.
Daarom sluit ik hier af met deze laatste gravure van psalm 148 (die echter
zeker niet zijn eigen laatste versie zal zijn!),
hier in de berijming van het kunstgenootschap
Laus Deo, Salus Populo: